Omdat het gebouwtje sterk geleden had, liet het gemeen tebestuur het kapelletje, dat een punt was geworden van gezellig vertier, in 1707 geheel herstellen. De gilden bleken vanaf 1729 zelfs bereid jaarlijks hun wijngeld af te staan voor het behoud van het „Fonteyntje staende aan de Schelde". Gedurende het beleg der Fransen in 1747 werd het „Fonteyntje" tengevolge van het hevige bombardement vernield. Deze ruïne is niet meer opgebouwd. Wel heb ben plichtsgetrouw de Bergse gilden 45 jaren lang, jaarlijks de onderhoudskosten opgebracht, maar.... er gebeurde niets. De opofferingsgezindheid der Gilden ging zelfs zover, dat zij in 1791 aanboden hun jaarlijkse bijdrage te verdubbelen om tot wederopbouw te komen. Steeds werd echter maar uitgesteld en kwam er afstel van tot in onze dagen. Desniettegenstaande is de bron altijd bekend gebleven, maar slechts weinigen wisten haar juiste plaats. In 1857 werd ze blootgelegd, in 1884 weer en nogmaals de 24e April 1919. Toen reeds werden pogingen tol herstel aangewend. Het zou echter zomer 1929 worden, voor na een nieuwe opgraving, een daad gesteld werd. Op 13 Augustus 1929 werden de oude fun damenten blootgelegd en tegelijk overkluisd. De zes hoekige muur, die voor de dag kwam, heeft een dikte van 50 tot 100 c.m. en een inwendige diameter van ruim 3 M. In West-Brabant is ook altijd levendig gebleven, een eigen lezing der legende van de afgewezen minnaar van St Geertrui: Vol spijt over het maagdelijk leven, door zijn geliefde Gertrudis gekozen, verpandde die ridder zijn ziel aan de duivel. Op het allerlaatste moment werd hij echter gered door St Gertrudis, die hem op het Bergse schorrenstrand ontmoette. „Laat ons een dronk wijden ter eere van St Jan en ter minne van mij. Dat 96

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 104