opgedragen. Vooral op de feestdag van de heilige (17
Maart) werd de kapel versierd, werden er godsdienst
oefeningen gehouden en werd er door de gelovigen
druk geofferd. Nadat de kapel reeds vóór 1588 was
vernield, togen vele katholieken nog in 1622 op de
feestdag van St Gertrudis ter bedevaart naar de „steen-
hoope der capelle" en legden daar hun offerpenningen
in muurspleten neer. Over de plaats dezer kapel behoeft
geen strijd te zijn: een flink perceel op de hoge zandrug
aan de Schelde (bij het graf van burgemeester de
Roock), staat nog bekend als de „Kapelblok".
De bron zelf was gelijk vele doopbronnen op het eind
der middeleeuwen sterk in vergetelheid geraakt. De
kaart van Jacob van Deventer wijst ons echter met de
aanduiding „fons" op bestaan en plaats der bronne.
Het water van deze bron moet in de stad een zekere
bekendheid hebben genoten. Wanneer Prins Maurits
tijdens het aanleggen van de versterkingen rond de stad
meermalen in Bergen op Zoom vertoeft, maakt hij
spoedig kennis met het water van deze bron. Zowel hij
als later prins Frederik Hendrik lieten grote hoeveel
heden van dit water naar Den Haag vervoeren om als
tafeldrank te gebruiken.
Het gemeentebestuur, dat in de toen heersende kerke
lijke verhoudingen weinig voor een Gertrudisbron moet
gevoeld hebben, zag zich door de Prinselijke belang
stelling verplicht, de bron in toonbare staat te brengen,
't Was op 15 Maart 1631, dat in de Raad het besluit
viel: „datmen de fonteyne bij St. Geertruyden Capelle
sal opmaken tot meesten dienste deser stadt".
Met de verbetering der vestingwerken van 1700 volgens
de plannen van Menno van Coehoorn, waarbij graaf
werken tot in de onmiddellijke nabijheid der bron wer
den uitgevoerd, is haar waterrijkdom sterk verminderd.
95