echter in de stad, die de nood zou kunnen lenigen. Dat was een zekere Govert, wonende op de Brink, die zijn zolders vol graan had liggen, maar weigerde het onder een woekerprijs te verkopen. Hij speculeerde er daarbij op, dat, met het stijgen van de nood, ook de prijs, die hij bedingen kon, zou stijgen en zo weigerde hij hardnekkig elk aanbod. Zelfs toen de abdis van het Vrouwenconvent aan het hoofd van de ganse stoet bagijnen hem kwam smeken redelijk te willen zijn, wees hij dit halsstarrig honend af: „nog liever, dan dat ik voor spotprijs ver koop komt eerst nog 't geboefte van rotten te hoop uit goten en gaten, uit schoppen en holen en drage mijn rog' naar haar vuile riolen!" Dit hoorde de vorst der rotten, die zijn onderdanen bijeenriep. Des nachts kwamen ze toen bij honderdtallen opzetten, sleepten en zwoegden tot de dageraad en „toen 't zonnelicht weder den kerkhaan bescheen, snelde alles naar 't klooster en schoolde er bij één". Want wat was er gebeurd? De rotten hadden al het graan van Govert's zolders naar de bergplaatsen van het klooster gebracht, vanwaar men het onder de nooddruftigen verdeelde. Maar: „Govert zwoer eeuwige wraak aan de rotten". Het opvallende van deze legende is, dat er, volgens oude kronieken, in de jare 1452 inderdaad door misoogst een grote duurte van het koren was ontstaan. Het kleurige middeleeuwse leven schemert nu weg, slechts enkele kostbare overblijfselen zijn er uit over en een van de laatste, vage relicten ervan kwam uit de puinhopen van 6 Februari 1945 te voorschijn, bewaard gebleven en aan de dag gekomen door een toeval. Een zware middeleeuwse balk, in de zeventiende eeuw onge twijfeld reeds als sloop uit een ouder gebouw gebruikt bij het optrekken van een huis aan de Brink, vertoont op een gedeelte, dat waarschijnlijk eeuwenlang bedekt Deventer 5. 65

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 75