in de dertiende eeuw, voor zover bekend, slechts één; de veertiende eeuw volgt dan met acht, nog overtroffen door de vijftiende eeuw met bijna het dubbele aantal, n.1. veertien, waarna de zestiende eeuw er nog tien brengt, terwijl er voor de vier volgende eeuwen slechts vier geboekt staan. Van verreweg het merendeel is geen spoor meer over; de heugenis zelfs van velen ging geheel teloor; toch zijn er, behalve de in dit hoofdstuk reeds behandelde, nog enkele in wezen. Daar is dan, Achter de Broederen, het Meyershof, achter een poortje waarop het jaartal 1661 en een merk tussen twee B's. In 1418 kochten Johan Marckquaert en zijn zuster Byele Borren een haverhuis, waarin vreemde kooplui hun onverkochte lasten haver voor enige tijd konden opslaan. Ze richtten dit in „omdat daer arme lude om Godes wyl yn woenen solden". Vandaar dat een tijdlang boven die deur het opschrift prijkte: „Ik was weleer een lasthuis en nu ben ik een gasthuis". In 1850 werden de bewoonsters van deze, sedert 1455 Meyershof genoemde, inrichting in het Oude Vrouwen huis opgenomen. De gebouwen werden in 1852 aange kocht door A. J. baron van Hoevell tot Westerflier, die er de bewoonsters van het middeleeuwse Waeningshuis in onderbracht, en nog heden ten dage dient het hofje tot onderdak voor zeven Rooms Katholieke oude vrouwen. Dan stichtte, omstreeks 1535, Ewold Keyser in de Pontsteeg een armenhuis op de zogenaamde Keysers- plas. Deze stichting was in 1571 zeer in verval geraakt, maar werd toen door Ewold Buiser en Hendrik Jordens daaruit opgeheven en heette sindsdien Jordenshofje. Lang bleef het op dat kleine plaatsje dat nog aanwezig is, maar waarvan de huisjes, nu als bergplaats gebruikt, 45

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 51