voorstellende een stervende pestlijder, met daaronder
een vierregelig vers, van de Deventer dichter Jan van
der Veen, luidende:
„Voor kriighs vervolch int landt
of dueren tiit noch best is
te vallen in Godts handt
want troostelicker pest is".
Zij geven een samenvatting van de woorden uit 2
Samuel 24 vs. 11—15, waar geschreven staat: „Als nu
David des morgens opstond, zoo geschiedde het woord
des Heeren tot den profeet Gad, Davids ziener, zeg
gende: Ga henen en spreek tot David: Alzoo zegt de
Heer: Drie dingen draag ik U voor; verkies U één uit
die, dat ik U doe. Zoo kwam Gad tot David, en maakte
het hem bekend en zeide tot hem: Zal een honger van
zeven jaren in uw land komen? Of wilt gij drie maanden
vlieden voor het aangezicht Uwer vijanden, die U ver
volgen? Of dat er drie dagen pest in Uw land zij? Merk
nu, en zie toe, wat antwoord ik dien zal wederbrengen,
die mij gezonden heeft.
Toen zeide David tot Gad: Mij is zeer bang, laat ons
toch in de hand des Heeren vallen, want zijne barmhar
tigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van men
sen niet vallen.
Toen gaf de Heer een pest in Israël, van den morgen af,
tot den gezetten tijd toe; en er stierven van het volk van
Dan tot Berseba toe, zeventigduizend mannen".
Een ongeveer 88 cM. hoge zandstenen zandloper met
doodskop, eveneens afkomstig van het voormalige pest
huis, bevindt zich in het museum De Waag.
Bijna 40 kloosters en gestichten kwamen in de loop der
tijden op binnen Deventer, en het is wel merkwaardig
eens na te gaan, wanneer de meeste hunner verrezen:
44