HOOFDSTUK III Kerkelijke gebouwen. Het zijn wel de kerken, die, in dubbele zin, het aan zien van een stad bepalen. Reeds van verre accen tueren de torens het stedelijk silhouet, roepen zij de na derenden een welkom toe, rijzen zij boven de huizen massa en 't alledaagse leven uit, wijzende naar omhoog. Op de pleinen of in de straten staan de machtige eeuwen heugende bouwwerken, waarheen de gelovigen opgaan om hun Heer en God te dienen, waarnaar kunsthistorici en geschiedkundigen met belangstelling en ontzag opzien, bedehuizen, die de godsvrucht, de rouw en de vreugde binnen hun muren gezien hebben van zoveel mensengeslachten, waarvan nog altijd iets in hun ruim ten schijnt te zweven. Toch zouden onze oude kerken nog duidelijker en dieper taal spreken, indien hun veelzijdige waarde algemeen werd beseft. Indien de godsvruchtigen het niet alleen beschouwden als de plaats voor hun godsdienstoefenin gen zonder meer, maar ook oog hadden voor het harmonisch lijnenspel, de indrukwekkende vormentaal van het bouwwerk, terwijl de kunstzinnigen hun bewon dering voor de schoonheid van contouren en kleuren konden verdiepen met het besef, dat hier, de eeuwen door, van geslacht tot geslacht, het Woord heeft geklon ken tot troost en vermaan in droeve en blijde dagen, in benarde en bewogen tijden: „Hier heffen zuilen de blanke gewelven en stijgen de liederen nog hoger naar boven, galmen de woorden, die tallozen hoorden: 22

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 22