EVOLUTIE VAN DE BOUWTECHNIEK
Oorspronkelijk waren de woningen in Antwerpen,
„huysinghe" zoowel als „camere", houten getim
merten; d.i.t.z. zij bestonden uit een houten skelet
bedekt met leem of vlechtwerk. De meesten waren
met riet of stroo gedekt. Deze bedekking vorm
de een bestendig brandgevaar en in 1391 werd
daarom een stedelijke verordening uitgevaardigd
waardoor bevolen werd de stroodaken weg te ne
men en de huizen te dekken met „tichelen" of met
„leijen". Het ticheldekken was trouwens reeds in
1324 in Antwerpen gekend.
De gewone woningen waren toen nog meestal zon
der verdieping en zoo laag gebouwd dat het dak
niet boven manshoogte afhelde. Schoorsteenen wa
ren nog onbekend en kwamen slechts eeuwen la
ter in gebruik; de rook van het vuur moest langs
de deur een uitweg vinden. De huizen van de ge
goede burgers echter waren reeds voorzien van ra
men en ruiten; het vensterglas was in Antwerpen
zoo zeldzaam niet als o.a. in Engeland.
Wijngaarden klommen tegen de lage gevels op
waarts en verleenden aan het stadsbeeld een lan
delijk karakter. In 1456 gebood het Magistraat ze
te verwijderen, maar toch bleef dit gebruik nog
eeuwen lang in zwang, in 1865 kronkelde een wijn
gaard zelfs nog zijn ranken omhoog tegen het
hoekhuis van het St Pieterstraatje, tegen het Pa
penhof, aan de Groenplaats. En, wat de strooda
ken betreft, in 1500 waren zij nog niet verdwenen,
vermits drie jaar later een gebod wordt uitgevaar
digd voorschrijvend dat binnen een termijn van zes
80