aan den Goddaert, een mooi huis met hoogen trap
gevel. Van het huis van Jordaens bleef alleen de
binnenkoer met een paar gevels over. De eigenlijke
woning aan de Hoogstraat echter werd gesloopt.
De door Jordaens eigenhandig geschilderde pla
fondsdoeken werden weggenomen, de zaal die zij
eenmaal versierden vertoont thans een naakte zol
dering met hier en daar een tikje verguldsel op de
oude, eikenhouten balken.
David Teniers de jonge, stichter van de Antwerp-
sche Academie voor Schoone Kunsten, bewoon
de een fraai huis „De Meirminne" aan de Lange
Nieuwstraat, Otto Venius woonde aan de straat
die zijn naam draagt, Quinten Massijs had zich
een huis doen bouwen aan de Schuttershofstraat.
In zijn ouden dag nam hij nog den smidshamer te
rug in de hand om een beeltenis van zijn schuts
patroon, St Quinten, te smeden en haar als uit
hangbord boven de straatdeur van zijn huis vast
te ankeren. Zijn woning werd gesloopt, evenals
die van den losbol Frans Floris, aan de Aren-
bergstraat. Zooals Rubens de koergevel van zijn
atelier met beeltenissen en versieringen beschilder
de, had Floris op den straatgevel van zijn huis
festoenen en medaljons in verf aangebracht, en
daar nog zijn eigen beeltenis bijgevoegd omringd
door kunstgenieën. In zeven geschilderde nissen
had hij voorts nog het kunstenaarschap zinnebeel
dig verheerlijkt. Het middenstuk van den gevel was
samengesteld uit een vierkante poort met „pylaeren
van grauw arduyn naer d' ordenen der antyken".
Op zeker oogenblik zijn tal van vooraanstaande
Antwerpsche families gewikkeld geworden in de
bedrijvigheid van den stoutmoedigen bankier Ka-
71