Bouwden de ambachten en gilden zich trotsche te
huizen, de rijken evennaarden hen minstens op dit
gebied. In de gulden eeuw en ook nog nadien
bouwde de bloem van den koophandel, Antwer
penaars zoowel als vreemden, zich ware paleizen
meermaals met hun adellijk wapen in den top van
hun gevel en zoo deden ook de bekleeders van het
hooge stedelijke gezag, burgemeesters en schepe
nen welke in die jaren overigens steeds van adel
waren.
De Huidevetterstraat, de Meir, de Gasthuisstraat,
de Keizerstraat vertoonden een opeenvolging van
patriciërshuizen, het eene al grootscher dan het
andere. Het is moeilijk zich daarvan thans nog een
denkbeeld te vormen, want vooral in de laatste de
cennia werden de meeste ongenadig gesloopt. Al
deze woningen bezaten benevens hun imponeeren
den straatgevel en wijde zalen, een of nog meer
ruime binnenkoeren, groote hovingen met fontein,
stallen en remisen.
De patriciërshuizen van de Gasthuisstraat strek
ten zich zoo diep uit dat hun hovingen tot aan het
Vleminckxveld reikten; die van het Kipdorp kwa
men uit in de Lange Nieuwstraat, die van het be
gin van de Meir tot aan het Hopland en deze aan
den overkant tot de Lange Nieuwstraat. Sommi
gen besloegen een oppervlakte van drie tot vier
duizend vierkante meter en door een deel er van
zijn na hun afbraak geheele straten kunnen ge
trokken worden.
Eigenlijk vond men er in alle voorname straten van
de middenstad en in haar breede uitloopers van
Huidevetterstraat en Gasthuisstraat, maar weinigen
hebben de slooperswoede der laatste decennia
67