maal in de Antwerpsche stadsgeschiedenis wordt
de noodzakelijkheid van openbare parken, van lon
gen voor deze steenen opeenhoping gevoeld. De
stad koopt de domeinen Vogelzang, Middelheim
en den Brandt en vereenigt ze tot een enkel park
waaraan zij den naam van Nachtegalenpark geeft.
Het feërieke domein met zijn schatten aan boomen
en een 18de eeuwsch kasteel „Middelheim", wordt
als openbaar park ten dienste van de bevolking
gesteld.
Weldra volgt het Provinciebestuur met den aan
koop van het Rivierenhof te Deurne, aan de grens
van de stad en achtereenvolgens werven de mees
te randgemeenten elk insgelijks een openbaar park
aan: Deurne, Boekenberg; Borgerhout, Te Boe
laarhof; Wilrijk, de Stytelinck; Merksem, het Ro-
sendaalhof; Ekeren, Veltwijk. Berchem bleef tot
hiertoe achterwege en van het Boekenbergpark
werd sindsdien de helft omgezet in bouwgrond,
terwijl Te Boelare op een schromelijke wijze ge
havend en verwaarloosd werd.
Trots deze enkele tekortkomingen kreeg Antwer
pen met zijn aspiraties van opkomende grootstad
dus zijn openbare parken. Zij werden een nieuw
bestanddeel van het stadsbeeld, een erkenning van
de esthetische waarde en het sociaal belang van
het natuurschoon voor de stadsbevolking. Een an
der nieuw element in dit beeld vormden weldra de
standbeelden. Het beeld van Rubens opende de
reeks, tal van andere schilders volgden (Jordaens,
Massijs, Van Dyck, Teniers) daarna tal van groot
heden op een ander gebied tot zelfs op dit van de
politiek (burgemeester De Wael en Schepen Al-
lewaert). Tevens kreeg de legende van den Reus
111