nooi. En, rukten benden vreemde huurlingen op de
stad aan om er te komen plunderen, rooven en
moorden, dan trok alle leven van de bedreigde in
woners tesaam, nogmaals in de straat. En zoo was,
zooals wij zegden, de straat in feite als een twee
de groot tehuis voor den Antwerpenaar. En daar
om sierde hij het, met zorg en met liefde, zooals
hij zijn eigen tehuis, zijn klein tehuis zou sieren.
Ook met godsdienstige beelden.
Er was geen rijverkeer, de straat lag veilig, men
kon haar gerust paleeren (versieren) en van de
„palatie" genieten. Godsdienstige beelden hebben
trouwens doorheen de eeuwen met onvermoeide
aandrang tot het volksgemoed gesproken. In hen
vond het volk bevrediging van zijn ingeboren drang
naar mystiek en naar het bovennatuurlijke. Wie
er in volledige overgave voor knielde vond rust
en vrede.
Talloos zijn de godsdienstige beelden welke aan de
straathoeken tegen huisgevels werden opgehangen,
talrijk de beeldjes van de Madonna's die geborgen
in glazen kastjes, gangen en steegjes versierden en
er door de bewoners als hun beschermster gevene-
reerd werden.
In de middeleeuwen vormden de olielampjes welke
des avonds voor de beelden ontstoken werden, de
eenige stadsverlichting. Vele vielen ten offer aan
den beeldenstorm, onder de godsdiensttwisten tij
dens het Spaansch beheer, vele ook werden ver
brijzeld onder de Franschen, op het einde van de
18e eeuw. Maar vele ook kwamen in de plaats van
hen die aldus verdwenen, en nu nog vindt men er
in bijna iedere straat van de oude stad. Alle, of
schoon in hout of steen vervaardigd, zijn beschil-
98