de oude gevels welke aan dit gebruik ontsnap
ten. Wel werd in de laatste jaren hier en daar een
gevel van deze bepleistering ontdaan en prijkt hij
nu weer in zijn oorspronkelijke kleur, werd de oude
steen terug bloot gelegd, maar deze restauraties
vormen tot hiertoe eerder lofwaardige uitzonde
ringen. Merkwaardig blijven intusschen de in
gangspoorten en poortjes. Zij zijn de eenige weel
de die de trapgevel zich veroorlooft, zij waren ook
de hoofdbekommernis van de architecten die de
patriciërshuizen bouwden. In het algemeen mag
men vooruitzetten dat de deur of de poort voor
alle oude woningen van beteekenis was te Ant
werpen, de kern uitmaakt van de gevelversiering.
De ingang van de woning moest niet alleen een
opening zijn, die toegang tot het interieur gaf, hij
moest mooi zijn en imponeerend, een stuk archi
tectuur op zichzelf. De deur of de poort is steeds
massief, een niet in te beuken eikenhouten gevaar
te met ijzeren nagels beslagen. Zij sluit werkelijk
de woning van de straat af, wordt zelfs langs de
binnenzijde nog des avonds of bij onraad versperd
met een slagboom, beveiligt den bewoner tegen de
gevaren van de straat, tegen boeven en rabauwen,
voor inbrekers en kwaaddoeners. Ter wille van
diezelfde beveiliging worden nog de ramen van
het gelijkvloers met zware, ijzeren staven voorzien,
aangebracht en gesmeed op zulke wijze dat zij in
de gevelarchitectuur worden opgenomen en er den
luister van verhoogen.
Waarschijnlijk werden talrijke deuren destijds rijk
gesculpteerd. De poortjes aan de Wolstraat en de
Korte Nieuwstraat en de poort van het huis Del-
beke (Keizerstraat) geven er nog een idee van.