dieping een uitsprong boven de straat bereikt had
van twee meter en zeven voet. Hij werd in 1824
afgebroken en de slooper had er heel wat werk
mee, zoo buitengewoon sterk nog was zijn karkas
uit taai Noorsch hout.
Op den hoek van de Kammenstraat, tegen de
Groenplaats, stond een houten gevel die opviel
door zijn indrukwekkende hoogte. Men brak hem
af in 1855.
Alle Antwerpsche houten gevels liepen uit op een
puntige kap en ook hun inkomdeurtje was menig
maal rijk gebeeldhouwd.
Slechts drie ontsnapten ten slotte aan de afbraak
woede van onze voorvaderen en slechts een ervan
staat aan de straatzijde, n.1. in de bocht van het
pittoreske, smalle Stoelstraatje.
Wat de oude Antwerpenaren met het hout wisten
op te bouwen leeren ons voor het overige nog de
gebinten van sommige huizendaken. Dit van het
Vleeschhuis o.a. is een waar meesterstuk en op
zichzelf een bouwwerk dat de bewondering af
dwingt. En het zijn de zware eiken balken van de
zolderingen der 16de-eeuwsche patriciërshuizen die
aan de woonzalen van die huizen hun groote be
koring geven, en een voornaamheid die overigens
nog verhoogd wordt door de schoorsteenen, welke
omzeggens het middelpunt van het vertrek uit
maken. Aanvankelijk in zandsteen en arduin,
wordt in de 18e eeuw hoofdzakelijk het marmer
aangewend en neemt de schoorsteen in hoogte en
raffinement toe onder den invloed van de toen
maals overheerschende uit Frankrijk geïmporteer
de stijlen.
De schaliedaken die de Magistraat evenals de
84