van buizen af te leiden. De Beurs, nochtans een
stadsgebouw, was een van de laatste welke van
deze buizen voorzien werd. Alle verordeningen ten
spijt telde men in de 16de eeuw nog immer straten,
o.a. de Lombaardvest en de Steenhouwersvest waar
de huizen hun rieten daken behouden hadden, zoo
dat een nieuw bevel tot slooping noodig bleek.
Door deze beide straten ging jaarlijks de processie
van O.L. Vrouwekerk en de Magistraat oordeelde
dat huizen met schamel rieten dak niet strookten
met den luister van de processie.
Ook de houten gevels hielden verstokt stand. Zij
werden opnieuw oorzaak van hevige branden: een
in 1541 in de Maalderijstraat, een andere in 1546
in de buurt van de Beurs.
Maar de bouwtechniek staat niet stil en op het
einde van de 17e eeuw ondergaat de bouwtrant
van de steenen huizen een grondige wijziging. De
trap- en puntgevels die in het Spaansche tijdvak
overvloedig de houten gevels waren opgevolgd en
het uitzicht van de stad werkelijk gerevolutioneerd
hadden, werden op hun beurt verdrongen. De
nieuwe huisgevels gaan nu pronken met boogvor
mige of driehoekige frontons en met kroonlijsten.
De ramen met steenen vensterkruis komen in on
bruik en het aanwenden van groote ruiten komt
in voege, bevorderd door den goedkooperen prijs
van het glas. En, op het einde van de 19e eeuw,
onder de Franschen, dringt de gewoonte door bak-
steenen gevels te bepleisteren en dit bezetsel met
kalk of witte olieverf (naar gelang het belang van
de woning) te beschilderen.
Intusschen verminderen de houten gevels wel in
aantal, maar verdwijnen toch niet geheel; tusschen
82