welke dit schrift beoefende. Eerst met de rietpen, zooals gezegd, later, sedert de 7e eeuw, met de vee- ren pen, goed „versneden" zooals de vakterm luidt, met een pennemes. Hoe dit „versnijden" geschiedt, toont U de afbeelding, die U hier ziet in: „de Spieghel der Schrijfkonst van Jan van den Velde A° 1605", het standaardwerk van dezen beroem den schrijf-kunstenaar (zie fig. 1). Voor pennen gebruikte men meestal ganzeveeren, maar ook zwanen, raven en kraaien leverden prima materiaal. De kraaien verschaften goed materiaal voor zéér klein schrift en fijn teekenwerk. Natuurlijk zullen ook andere vogels wel geschikte veeren hebben ge had om er pennen van te snijden. Zooals gezegd was de kerk de eerste, die hier in Nederland het schrift beoefende. In 305 na Christus ontstond het kloosterwezen. Hoe is nu het eerste, dus het oudste, Nederlandsche schrift, in Nederland tot ons ge komen? Daarvoor moet ik U even in gedachten naar het buitenland voeren. Als uitgangspunt nemen wij de oude Grieken, die op het schrift in Europa een grooten invloed hebben uitgeoefend. De schriftgeschiedenis daar vóór valt buiten het bestek van dit boekje. De Grieksche beschaving en haar buitengewone bloei zorgden voor de verspreiding van het Grieksche alfabet. Aangenomen wordt, wat voor ons van zeer veel belang is, dat de Grieken het oude Latijnsche alfabet naar Zuid-Italië overbrachten. Onder de Romeinen werd dit tot zelfstandige ontwikkeling 11

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 9