VERTALING
N° 6 Vader ons di bist in de hemelen gheheilidht
si dine name, toecome moet dy rike. dyn
wille ghescie (geschiede) ind' (in der)
eerden als in den hemel, ghif (vergeef) ons
onse scout (schuld of schulden) als wi den
ghene doen die ons sculdenaers sy. en en laet
ons niet leiden in becoringhe. mer (maar)
v'losse (verlos) ons van allen quade. Amen.
Dit Gebed des Heeren is overgenomen uit
een keurig geschreven en zeer goed bewaard
handschrift inhoudende de vier Evangelisten,
in quarto formaat, in het jaar 1352, op per
kament- geschreven, hetwelke, weleer, be
hoorde in het St Ceciliën Klooster; nader
hand het Prinsenhof, thans het Stadhuis te
Amsterdam. De onderzoeklievende Isaac le
Long beschrijft dit handschrift in zijne Boek
zaal der Nederduitsche Bybels, blz. 273
275-
N° 7 Waert (ware het) dattet lide (lyden)
ons niet en beswaerde en en bedructe so en
soudet gheen lide moghen hiete. Wanneer
dat lide en drucke teghenwoerdich sijn so
brenghe si den meschen droefheit toe ende
sericheit mer (maar) wanneer si ouer syn
en mense verwonne heeft soe heuet die
mesche groete (groote) bliscap van binne.
Lide heuet een corte bitterheit mer een laghe
100