hand beschouwen. Duidelijk zien wij nog de hulp
lijnen, waartusschen de vroegere monnik zijn prach
tig schrift schreef. En met bewondering aanschou
wen wij de prachtige kleuren, het mooie rood van
de rubricatoren, het verfijnde werk van bijna
bovenmenschelijken handenarbeid. En maakt dit
alles bij U niet een gevoel van devotie wakker?
Krijgt U niet den indruk, dat er een stemming van
liefde en toewijding uitstraalt van zoo'n stuk schrift,
dat er een zekere sfeer tastbaar wordt gemaakt Hoe
komt het toch, dat in dien ouden tijd de monniken
met zooveel liefde en toewijding hunne geschriften
schreven? Dat verklaar ik als volgt: Wanneer
iemand gevoelig is voor indrukken en sterk ge
looft, dan kan zoo iemand, in dit geval de
schrijvende monnik, bovendien levend in tame
lijk strenge afzondering, het gevoel hebben, dat
hij door mooi en sierlijk schrift er toe kan bijdragen
de liefde en devotie, die 'hij aanvoelt in zijn kerke
lijke roeping, anderen ook voor zijn geloof te doen
gevoelen. Hij wil als het ware de liefde voor zijn
geloof, die hij overbrengt op zijn schrift, anderen
wederom deelachtig doen worden door dat met
zooveel liefde en toewijding geschreven schrift. Hoe
mooier en fraaier dus het schrift meestal later ge
paard gaande met zeer kostbare uitvoering), hoe
meer zal de levende en na hem levende dit schrift
waardeeren en met zorg omringen, was de gedachte.
Tegelijkertijd zou de beschouwer in de neergeschre
ven woorden de beoogde stichtelijkheid aanvoelen.
28