vele ramen met goede lichtvalling. Dicht bij die
ramen stonden smalle lessenaars met of zonder zit
banken. Deze lessenaars toonden veel overeenkomst
met kantoorlessenaars. Aan zoo'n lessenaar bracht
de monnik met volle overgave en liefde het grootste
deel van zijn leven door. Stelt U zich zoo'n gebouw
eens vooreen groote zaal met een vloer van fraaie
kleurige tegels, hier en daar gekleurde glazen, fijn
uitgevoerde spreuken, teksten, vermaningen aan de
wanden, gestoffeerd door monniken in hunne altijd
imponeerende costuums achter hunne lessenaars
waarop de schrijfmaterialen te zien waren. In deze
zaal was echter ook studeergelegenheid voor de
kloosterlingen, konden zij zic'h ook met elkander
onderhouden over hun geleerde onderwerpen, ge
dachten en letterkundige studiën. De boekenschat of
librye, die een klooster vrijwel zonder uitzondering
bezat, bood den bewoners van het klooster volop
gelegenheid al die geschriften in rol of boekvorm te
bestudeeren. Deze studiewerken, vaak uit alle oor
den van de wereld bijeengebracht, waren dikwijls
bijzonder kostbaar.
Ging de productie van fraai schrift op kerkelijk
gebied steeds ongestoord verder? Neen, want Leo
III, keizer van het Oost-Romeinsche Rijk, vaar
digde in 726 een edict uit, waarin hij wees op de
ingeslopen vereering van beelden en schilderwerken
in de kerken. En wat had dit tengevolge? Helaas
een soort beeldenstorm, waardoor groote verwoes
tingen in de kerkelijke gebouwen plaats vonden.
22