rivier, ten slotte hield ze op te stroomen en brak
in twee deelen, een Zuidelijk en een Noordelijk
gedeelte. Ze schijnt toen onder den naam Eem
bekend geweest te zijn.
Het Zuidelijk stuk van de Grebbe tot Veenendaal
werd in 1473 tot 1481 door bisschop David van
Bourgondië gekanaliseerd tot de op heden nog
zijn naam dragende Grift. Men gebruikte voor die
Grift de overblijfsels van den ouden Rijnarm;
langs dien ouden rivierloop liep en loopt thans
nog door de weilanden de „Kromme Eemwal".
Er waren in dien tijd dus twee Eemen.
Ook in het Noorden was veel veranderd, de plas
sen en kuilen, achtergelaten door den ouden reus,
groeiden vol met laagveen, waarop zich later weer
hoogveen vormde en zoo was de vallei tegen het
jaar 1000 een aaneenschakeling van hoogveen,
gescheiden door heuvels en beekdalen. De Noor
delijke Eem misschien plaatselijk Amer gehee-
ten verarmde tot een traagloopende vliet, die
haar naam gaf aan de „vlietgouw", later ge
noemd „Flehite" 1tegenwoordig spreken we,
prozaïsch, van Eemland.
Al was dus de glorie van den ouden stroom ge
taand, toch heeft hij zich nog meermalen verwoed
opgericht. Reeds in 1595 brak de Grebbe/cade
en baande het Rijnwater zich een weg door de
vallei. De kade werd door een dijk vervangen,
Dr Leyden, Tijdschr. Ned. Aardrk. Genootsch. 58
(1941) pg. 611.
18