lem in 1421 al pottenbakkers worden aangetroffen.
In Amsterdam is iets meer te vinden. Ook daar
werkten waarschijnlijk reeds in de vijftiende eeuw
pottenbakkers. Wanneer de eersten er zich ves
tigden, is niet meer na te gaan. Slechts dit staat
vast: in het oudste keurboek van 1413, waarin
over verschillende ambachtslieden gesproken wordt,
vindt men nog niets over de pottenbakkers. Maar
in den loop van de vijftiende eeuw zullen zij zich
ongetwijfeld wel in Amsterdam gevestigd hebben.
In het begin van de zestiende eeuw wonen zij bij
den N.Z. Achterburchwal; daar wordt in 1532 de
,,Pottenbackersbrug" genoemd.
De pottenbakkers hadden daar toen ongetwijfeld
wel den langsten tijd gewoond. Op 18 November
1536 bepaalt de Vroedschap, dat ze zich buiten de
stadsmuren zullen moeten gaan vestigen, omdat
„binnen sekere corte daghen wel driemaal den
brant ontsteken es geweest vuyten een potoeven
op de burchwalle an de Nieuwe Zijde".
Maar, al was het besluit genomen, het was nog niet
zoo dadelijk uitgevoerd. Sommigen pleegden lijde
lijk verzet en gingen rustig met hun bedrijf verder.
De stad liet echter niet met zich spotten en bracht
de weerspannigen voor het gerecht. Op 17 Mei
1537 werden Reyer de pottebacker, Aell de potte-
backster, Baerte Baerten dochter en Aernt de potte
backer veroordeeld tot een boete van 2 Karolus-
guldens. De slachtoffers van hun beroep lieten het
daar weer niet bij zitten en zochten het hoogerop.
In 1537 en 1538 moet het Hof van Holland zich
met de zaak bezig houden. Natuurlijk ging het al
gemeen belang voor en zij verloren de zaak. Zij
moesten buiten de muren.
68