liefde, „Der Minnen Loop", zal zeker wel uit een
pottersfamilie zijn voortgekomen.
Maar dit is dan ook het eenige, wat er over het
aanzien der pottenbakkers te zeggen valt. Zij wa
ren klaarblijkelijk weinig in tel. Het is heel goed
mogelijk, dat zij tot het menschenslag behoorden,
waarvan de volksmond zegt, dat het voor een
dubbeltje geboren is en dus nooit een kwartje kan
worden.
Een enkele maal krijgt men wel eens gelegenheid
om iets meer over den maatschappelijken welstand
van de potters te weten te komen. In 1359 had de
stad Delft een betreurenswaardig verschil van
meening met hertog Albrecht. Het draaide' uit op
een belegering en deze belegering weer op een
nederlaag voor Delft, 's Hertogen zeer ijverige
dienaren legden een groote lijst aan van de poor
ters der onfortuinlijke stad. Op die lijst waren zij
ingedeeld volgens hun vermogen, met de duide
lijke bedoeling ieder voor een evenredig deel te
belasten met een bijdrage in de schatting, die de
Hertog zijn opstandige stad had opgelegd. In de
groep, die voor 10 tot 50 Hollandsche ponden ge
goed waren, vindt men verschillende ambachts
lieden en zoowaar wordt er naast Heynric Mes
senmaker ook Gheret die Potter genoemd. Dat wil
nog niet zeggen, dat er in Delft maar één potten
bakker werkte; onder de kleine luiden, die niet
aan de schatting behoefden te betalen, kan er ook
nog wel een enkele potter geweest zijn. Maar
toch lijkt het wel zeer waarschijnlijk, dat hun aan
tal vrijwel overal zeer gering was. Op een enkele
uitzondering na kunnen zij het nergens tot de vor
ming van een eigen gilde brengen. In Dordrecht
62