van dit drietal herinnert sterk aan kannen uit En-
gelsche musea. Er zijn trouwens in het Friesch
Museum nog wel andere kannen, die zoo sterk aan
stukken uit het Britsch Museum herinneren, dat
men wel zeer geneigd is om aan import te denken.
Merkwaardig is het, dat men deze kannen ook
hier en daar in de Noordsche landen aantreft, on
der andere in het museum te Lund. Het is bekend,
dat de Friesche handel zich al zeer vroeg ontwik
keld heeft, en den invoer van verbruiksgoederen
uit de Oostzeegebieden ongetwijfeld sterk in de
hand heeft gewerkt. De munten, die in het mid
den van de 11de eeuw te Leeuwarden en Stavo
ren, Bolsward en Dokkum geslagen zijn, heeft men
in verschillende plaatsen aan de Oostzee terugge
vonden en wel in die mate, dat aan een levendigen
handel gedacht moet worden.
Zij vormen een moeilijk probleem, die verschijnse
len in het Friesche gebied. Verschillende onder
zoekers, waaronder vooral de conservator aan het
Friesch Museum, Nanne Ottema, genoemd mag
worden, hebben zich er mee bezig gehouden, zon
der tot een afsluitend oordeel te kunnen komen.
Om nog eens even op afb. 3 terug te komen. Het
materiaal, waaruit de eerste kan werd vervaardigd,
speelt bij de beoordeeling een groote rol. In rusti
ger tijden zou men scherven uit het Britsch Mu
seum moeten vergelijken met de scherf van deze
kan. Er worden methoden van onderzoek uitge
werkt, die ons misschien eens in staat stellen om
te beoordeelen, of een bepaald stuk aardewerk ver
vaardigd is van een kleisoort, die in ons land voor
komt.
De tweede uit de rij op afb. 3 is een kan van rood
51