tijd de terra sigilata, dat mooie glanzende, soms
rijk versierde roode aardewerk, zelfs uit Italië en
Zuid-Frankrijk werd ingevoerd.
Het onderzoek van Dr. Holwerda ter plaatse van
de oude Karolingische handelsstad Dorestad bracht
aan het licht, dat de bewoners veel aardewerk uit
Mayen, in de Eifel, hebben gebruikt. Een enkel
stuk schijnt op import uit Zweden of het kustge
bied van de Oostzee te wijzen.
De terponderzoekingen van Prof. van Giffen toon
den aan, dat ook de boerenbevolking van Fries
land en Groningen aardewerk uit het Rijngebied
gebruikte.
De hardgebakken kogelpotten en het Pingsdorfer
aardewerk, kenbaar aan de roode verfstrepen aan
den hals en op den schouder, zijn bij onderzoekin
gen door ons geheele land aangetroffen. De kogel-
potten komen in de dagen van Karei den Grooten
in gebruik en het gele of grijzige Pingsdorfer aar
dewerk in de eerste eeuwen na de regeering van
dezen bekenden vorst.
Toen de Wieringermeer droog kwam, ontdekte
men daar verschillende plekken, waar in een grijs
verleden menschen gewoond moesten hebben. Dr.
Braat, verbonden aan het Rijksmuseum van Oud
heden te Leiden, stelde een onderzoek in en kon
tenslotte aantoonen, dat in het midden van de 12de
eeuw enkele stukken misschien via den Vlaam-
schen handel -uit Ile de France, dat is dus de
streek om Parijs, waren ingevoerd.
Eenige stukken, die in het Friesch Museum be
waard worden en die uit terpen afkomstig zijn,
nemen wel een bijzondere plaats in. Op afb. 3 zijn
drie van deze stukken weergegeven. De eerste kan
50