Verder vindt men: „Noch een steenen bierkan als
een teut mit een tinnen lit". De teut was een hou
ten kan, van duigen gemaakt en in den vorm van
een karnton, dus iets kegelvormig. De steenen bier
kan kan daarom niets anders geweest zijn dan een
snelle. Het „tinnen lit", het tinnen deksel, werd
er hier op gemaakt. De kruikendekkers vormden
een afzonderlijke groep onder de tinnegieters.
Ook wanneer we lezen van „een steenen kenneken
mit een eng heisken (halsje) mit loefwerek ge-
maickt ind mit een tinnen lit" is het niet zoo moei
lijk om ons dit voor te stellen.
Bij „een steenen fless" kunnen we nog denken aan
de bekende ietwat schijfvormige pelgrimsflesschen
151
Steenen veldflesch.