nisjes in de muren, vooral in de kelders, en daar
kunnen we ons lampje best in gedachten zien staan.
Het kan echter ook hangen; op vele schilderijen uit
de zeventiende eeuw kan men het zoo terugvin
den. Nu denke men niet in volle gemoedrust daar
uit te mogen besluiten, dat al deze lampjes uit de
zeventiende eeuw stammen. Ja, als alles zoo een
voudig was! Want al weten we nu, dat er in dien
tijd uitstekende oliën bestonden om de lampen bran
dende te houden, we moeten ons tevens afvragen,
of er al niet veel vroeger een bruikbare olie ter be
schikking stond. Men heeft namelijk bij werken in
de Y-polder eens een lampje gevonden van een
oogenschijnlijk ouder type. De oliehouder had
meer een komvorm, terwijl op den rand van dat
kommetje twee doorboorde noppen tegenover el
kaar stonden. Daar kon dus een snoer door ge
haald worden, waaraan het lampje werd opgehan
gen. De stam tusschen oliehouder en schoteltje was
versierd met „knoopen", naar het voorbeeld van
de bekende bronzen „knoopenkandelaars". Een
dateering van dit lampje is jammer genoeg niet
precies te geven. De opgraving van het Huis te
Merwede heeft echter een zwaar beschadigd voor
werpje aan het licht gebracht, dat toch nog de on
miskenbare trekken van een olielampje droeg en
dat vele overeenkomsten vertoonde met het zoo
even besprokene. De vondstomstandigheden ma
ken het mogelijk het lampje van Merwede zoo om
streeks 1400 te dateeren.
Naast olie kende men ook reeds lang kaarsen. Die
zijn namelijk reeds in de graven uit den Volks-
verhuizingstijd gevonden. Waar kaarsen zijn, mo
gen we ook kaarsenhouders verwachten. Nu wa-
127