zestiende eeuw met aandacht te bekijken, zal men
al gauw tot de ontdekking komen, dat er heel wei
nig klein drinkgerei op te zien is, dat van steen-
werk of aardewerk zou kunnen zijn. Men ziet bij
na uitsluitend kroezen en bekers van tin of glas.
Overigens een groote hoeveelheid kannen, die
meestal even goed om te drinken als om te schen
ken gebruikt kunnen zijn en die we dus niet als ty
pisch drinkgerei kunnen beschouwen.
Daar het gebruiksvoorwerp zich over het algemeen
moet richten naar de heerschende gebruiken, moet
op dit gebied de reden van het verdwijnen van
het kleine drinkgerei te vinden zijn. Die reden is
niet zoo moeilijk vast te stellen. Ook de zestiende
eeuw is de eeuw van de „groote dronk". In alle
kringen werden geweldige hoeveelheden bier ver
werkt. Vandaar, dat men uit groote kannen dronk.
Of uit kleinere bekers, die voortdurend uit de bij
eiken dischgenoot staande kan werden bijgevuld.
De zestiende eeuw brengt evenwel tevens een ver
fijning op het gebied der gebruiksvoorwerpen en
daardoor moet het aardewerk zijn plaats grooten-
deels inruimen voor tin en glas. Op enkele uitzon
deringen na. De bierpotten, die we in de 14e en 15e
eeuw al zien verschijnen, kunnen zich handhaven.
Een nieuwe figuur is de Siegburger snelle, de
hooge, ietwat kegelvormige kan van fijn grijswit
steenwerk, versierd met groote opgelegde reliefs.
De geschiedenis van het drinkgerei is een belang
rijk hoofdstuk in de geschiedenis van gebruiken
en gewoonten; men zou haast zeggen: van de le
vensstijl. Een uitspraak, die door de verschijnselen
in de vijftiende en zestiende eeuw wel uitdrukkelijk
bevestigd wordt.
109