io. Het leiendak in de 20ste eeuw, ,JLever en dek maar raak" methode. Uit het voorafgaande zagen wij, dat reeds bij het be gin der 20e eeuw de practijk met bestek en keurings voorschriften ingesteld was op het éénkleurige, vlakke, strakke, symmetrische leiendak. De enkelingen, die van vader op zoon het oude lei- dekken geleerd hadden en hun materialenkennis in practijk wilden brengen, stonden hier machteloos tegenover; hun dikke, ruwe leien, ook al waren zij veel beter, werden afgekeurd. Hun werk werd te duur gevonden, of zij konden, zoo oordeelde men, met dezen tijd niet meer mede. Gelukkig raakte men echter op het gebied van het zoogenaamde economische leiendak op het doode punt. Men kwam, door de hooge onder houdskosten of spoedig noodig wordende vernieuwin gen tot de ontdekking, dat deze „economische" lei- bedekkingen soms binnen een bepaald aantal jaren meer gekost hadden dan een goed leiendak, dat nog eeuwen zonder noemenswaardig onderhoud kon blij ven liggen, en met zijn natuurlijke charme bovendien een sieraad voor het gebouw was. Wat bij aanschaf fing een bezuiniging heette, bleek spoedig een nadeel te zijn. Zoo moest o.a. aan de R.K. Kerk te Bilthoven binnen vijf jaren na den bouw het geheele leiendak vernieuwd worden, hoewel er, door vele keurings- bureaux goedgekeurde, blauwè Fransche leien ver werkt waren. Na deze 19e eeuwsche mode zocht men op het gebied van daken iets nieuws in figuurtjes en kleurtjes, waar toe de in den handel gebrachte kunstproducten elke mogelijkheid boden. Groene, witte, knalgele verglaas de dakpannen, nagemaakte leien van eternit, asbest, cement, ruberoid, of gebakken leipannen bestrooid met gemalen leisteen als suiker, „sierden" 'de daken. 92

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 90