i. Hout. Van dik hout zaagt men planken. Dit kon men tot voor kort en wellicht thans nog, op afgelegen plek ken zien, waar de electriciteit nog niet was en waar de boomstam op schragen gewerkt werd en de kraan- zaag gehanteerd werd door twee mannen, een boven en een onder staande. Wie boven stond was het beste af, want wie onder stond kreeg het zaagsel. De kraan- zaag bestaat uit een groot zaagblad van wel twee meter lang, van breed op smal verloopend, met dwarse stokken als handgrepen. De kromme boom geeft plan ken van grilligen vorm, welke boven elkaar een na tuurlijk sieraad geven. Dar. zijn de planken in ietwat schuinen stand iets over elkaar gelegd, gepotdekseld zooals dat heet en golven dan in de grillige lijnen met elkaar mede. Het liggende gepotdekselde schotwerk komt veel voor aan oude Zaansche huizen, de zij wanden, weeg genaamd. Maar de Zaankanter ge bruikt geen „ongekantrecht" hout, maar „vierkant- bezaagde" delen, omdat hij zoo netjes is. Het Noordhollandsche huis heeft, boven de gemetselde woonverdieping een driekant schotwerk, dat den zolder afsluit, aan den voorgevel „voorschot" ge- heeten, aan den achtergevel „achterschot" genaamd. Dit voorschot of achterschot wordt gemaakt van staande delen, soms in één vlak en met groeven met daarin latjes of „veren" verbonden, soms om den andere op elkaar. Bij de landelijke bouwwerken, ook in de Oostelijke provinciën, blijft dit schotwerk on geverfd. Bij de meer steedsche huizen komt de verf erbij te pas, niet zoozeer wegens de deugdelijkheid of de noodzaak, maar wegens de netheid en sierlijkheid. Langs de Zaan behoort dat groen te zijn, met daarop in wit de sierlijke uitgezaagde schuine planken „wind- 10

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 8