8 m.m. dikke lei maakte men drie tot vier stuks leien van bijna papierdikte, waarmede men niet alleen de prijzen kon drukken, maar ook een leiendak kon maken, zoo licht, strak en vlak, zich aan de mode aan passende, dat het meer op verfwerk geleek dan op natuurmateriaal. Naast deze „fins" leien kwam men, na de uitvinding der bevestiging met leihaken (in- plaats van gaatjes en nagels), nog met tal van andere z.g. economische leimodellen en dekkingsvormen, leien met twee afgeschuinde hoeken en andere vormen, als model „Fourgeaux, St Louis, Losange". Sommige Engelsche leigroeven kwamen zelfs met zeer dunne leien, die men nog onnatuurlijker gemaakt had door het natuurlijke splijtvlak glad te schuren. Het is dan ook vanzelfsprekend, dat de Fransche en Engelsche leien en hun verwerking als dun, vlak en symmetrisch Maasdak in de 19e eeuw hier de markt veroverden en bij vernieuwingen van daken de mooie, levendige en traditioneele oude Rijn- en Maasdek kingen verdrongen, ook aan de vele historische ge bouwen, waaraan deze behouden hadden moeten blij ven. Veel is hierdoor bedorven. Door deze eenzijdige richting ontstonden ook een zijdige materiaal- en vakkennis, bestek- en keurings voorschriften, met als gevolg onbillijkheden bij aan besteding en uitvoering van leidekkerswerken, mede doordat in het algemeen meer op lagen prijs gelet werd dan op schoonheid en deugdelijkheid. Doordat iedereen maar lukraak leien kon importeeren en ze door „beunhazen" kon laten verwerken, gingen goede handel en vakkundig werk vrijwel geheel verloren. Tenslotte kon niemand meer wijs worden uit al deze lei- en dekkingsvormen, dikten en prijsverschillen en ontstond een „lever en dek maar raak" methode, welke noodlottig was voor de bouwkunst en voor het eens zoo schoone en monumentale leiendak. 9i

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 89