het leidekkersambacht er niet op vooruit ging. In den
aanvang teerde men nog op de traditie van voorheen,
doch geleidelijk zakte dit ook ineen. In de tweede
helft der negentiende eeuw ontwikkelde zich het per
sonen- en goederenverkeer door de spoorwegen en
stoomvaartuigen. Dit bracht mede, dat werkwijzen en
materialen, die in bepaalde gewesten thuis hoorden,
verspreid en vermengd werden en daaruit de gemak
kelijkste en goedkoopste de overhand verkregen. Daar
bij kwam de stoommachine, later de electrische drijf
kracht, welke trachtten velerlei, dat tevoren met men-
schenhand geschiedde, met de machine te doen.
De scheiding van Rijndak, dat reeds was afgezakt tot
schubbendak, en onregelmatig Maasdak, dat reeds tot
regelmatige dekking was geworden, bleef niet gehand
haafd. Symmetrisch Maasdak vereischt de minste
vakbekwaamheid. Daardoor kwam het dat Rijndak
veelal werd vervangen door Maasdak. Afb. 337.
Doordat er geenerlei toezicht of tucht was in ambacht
en handel, werd de invoer van leien tot iets, dat ge
heel buiten het ambacht stond en waarin de onvak
kundigheid het geheele vak op roekelooze wijze be
dierf. De invoer, in hoofdzaak geleid door allerlei
buiten het vak staande handelaren, zocht naar goed-
koope leien. Omdat de leisteen waarvan de recht
hoekige leien voor Maasdak gemaakt werden, zich
beter leende tot dun kloven dan de Duitsche leisteen
van de Rijnleien, kreeg de eerste een voorsprong.
Onder de zinspreuk,,'n lei is 'n lei" werden ze al
maar dunner gekloofd en aanbevolen als „mooie
dunne leien" met als voordeel een bedekking van
weinig eigen gewicht. Het ligt voor de hand, dat hier
door leibedekkingen tot stand kwamen, die zoowel in
schoonheid als in deugdelijkheid tekort schoten en
daardoor het aloude monumentale Rijn- en Maasdak
in discrediet brachten. De eenige die er zijde bij spon
89