verfijning. De baksteenen muurvlakken werden na het
metselen vlak geschuurd. Die werkwijze was al oud,
want aan den Drogenapstoren te Zutphen kan men
geschuurde baksteenen zien aan metselwerk uit de 15e
eeuw en langs het oudste deel van de Amsterdamsche
grachten zijn enkele vroeg 17e eeuWsche gevels van
hoog roode Leidsche steen, die vlak geschuurd zijn.
Achttiende eeuwsche gevels werden gemaakt, niet van
roode, doch in den regel van meer donkerkleurigen
baksteen, keurige kantige steentjes en uitermate .netjes
gemetseld en zeer dun gevoegd, alles zoo keurig, dat
bij herstelling dit door slechts weinig metselaars na
gebootst kan worden. De toepassing van de Lodewijk-
stijlen bracht nauwkeurig bewerkten natuursteen met
fijne profielen, met geschuurde kraaltjes en astragalen.
Dit fijne, dunne was niet nieuw, want de Renaissance
gevels (ook import) in navolging van de boeken van
Vredeman de Vries en gemaakt in de helft der zes
tiende eeuw, waren ook reeds met uiterst fijne pro
fielen. Daar zijn niet veel voorbeelden meer van over.
Een ervan staat te Kampen, aan de Oudestraat tegen
over het Marktplein, kort voor den oorlog uit elkaar
genomen en weder in elkaar gezet en gecompleteerd,
hetgeen ook restaureeren heet.
Hierdoor neigde het leiendak van 'het grove pitto-
resque naar het gladde, regelmatige. De leien bij het
Rijndak werden zoo glad en zoo dun mogelijk met
strakke haaksche kanten in symmetrischen vorm ge
leverd. Glad ging niet best, althans bij Rijndak niet,
waar men toen nog op Duitschen leisteen aangewezen
was en deze zich niet zoo dun liet kloven als bij Maas
dak de Fransche en Walesleien.
De reeds beschreven oervorm van leiproductie en dek
king, waarbij in den meest simpelen vorm de leien en
de leibedekking naast soliditeit hun meest natuurlijke
levendigheid behielden, ging te loor bij deze mode der
86