Hollandsche pan genaamd en een meer platte soort, Friesche pannen genaamd. Dat gold alles voor de volkskunst, maar de import vroeg iets anders, vroeg naar de daklei, het monumen tale dak. Deze leien kwamen van ver, de rivieren af. Bij de lei behoorde de leisteen en bij de formatie van de leisteen behoorde de vorm van de daklei en daarbij weer de wijze van dekken. Daardoor werden de monu mentale bouwwerken, de kerken, kasteelen, stadhuizen, gedekt met leien. Waren de bouwplekken bereikbaar van den Rijn of van de zijrivieren, dan werd Rijndak toegepast. Lagen de bouwplaatsen binnen het bereik van de Maas, dan werd Maasdak toegepast. Lagen de bouwwerken te ver van het riviergebied verwijderd, dan hield men het bij het pannendak, zooals in Noord- Groningen, ofwel haalde men aan zeehavenplaatsen leien uit Engeland. De toepassing van het leiendak kan men toetsen aan het gebruik en het maken vap vele andere import. Als voorbeeld de wandtegel. Deze is in oorsprong niet Nederlandsch, doch Zuid-Europeesch, Italiaansch en Spaansch. Ten tijde van het groote West-Europeesche Rijk, dat Madrid tot hoofdstad had, zonden Zuid- Europeesche fayencebakkers hun werkstukken naar de noordelijke provinciën. Daarna vestigden zij zich daar en bakten daar hun potten en tegelszij maakten dus Italiaansche tegels in Nederland. Zij namen leerjon gens, die, volwassen geworden, Nederlandsche tegels maakten met Zuid-Europeesche motieven. Geleidelijk dwaalde de tegelindustrie af van de bron tot ten slotte het spoor nauwelijks terug te vinden was. Zoo ging het met vele materialen en vormen, zoo ook met de bouwstijlen. Een Amsterdamsch grachtenhuis in Louis XV-stijl lijkt niet veel meer op een huis aan de bron, Versailles. Zoo ging het ook met het leiendak. Met de eerste 83

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 81