spantribben, inplaats van de voorloopig daarop aan gebrachte latten voor dakpannen. Dit leert ons dat reeds in den aanvang der 17e eeuw dakleien uit Engeland kwamen, ongetwijfeld de daar gebruikelijke rechthoekige, tevens dat de leien door den vakman werden uitgezocht, gekeurd en geïmpor teerd. Deze leibedekking aan de binnendakvlakken van het driebeukige kerkgebouw heeft iets minder lang meegedaan. Bij den aanvang der restauratie (in 1922) waren ze juist verdwenen en vervangen door dunne Fransche leien, in rechthoekigen vorm, Maas dak. Bij de restauratie werd aan deze nieuwe dakvlak- ken zoo min mogelijk gedaan. Daarna heeft men van dit „système économique" niet veel pleizier gehad. De dunne leien zijn wel erg economisch, maar ze waaien weg. Aan de Westzijde, bij den toren, waar de wind spelletjes doet, woeien bij herhaling groote oppervlak ken weg, zoodat daar de dunne leien door beter en dikker soort vervangen moeten worden. Bovendien bleken de Fransche leien pyriet te bevatten, waardoor er gaten in de leien ontstonden. Afb. 50, 51. Oude Maasleien en Maasdekking. Voor onze bouwwerken langs de Maas (Limburg, Noord-Brabant en een gedeelte van Zeeland) werden vrijwel uitsluitend de langs deze rivier ingevoerde Fransche leien gebruikt, behoudens de enkele met zee schepen bereikbare plaatsen, waar ook Engelsche leien werden aangevoerd. Deze leien, die men maar Maasleien noemde, waren zeer waarschijnlijk aanvankelijk van den beschreven onregelmatigen rechthoekigen oervorm, volgens de rechtlijnige structuur der Fransche leisteen geprodu ceerd, 4 tot 8 m.m. dik. De wijze, waarop men ze verwerkte noemde men Maasdekking. (In Engeland, 77

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 75