6. Historische Rijn- en Maasdekkingen.
Oude Rijnleien en Rijndekking.
Aan onze bouwwerken boven en langs den Rijn, zoo
mede tusschen Waal en Rijn tot aan de zee, werd uit
sluitend de Rijndekking, of thans beter geheeten Oud-
Rijnsche dekking toegepast; (in Duitschland spreekt
men, zoo reeds vermeld, van Oud-Duitsche dekking).
De eerste via den Rijn in ons land geïmporteerde dak
leien waren van den in het vorige hoofdstuk beschre
ven oervorm (schubmodel). In de omgeving van
enkele zeehavens (Zierikzee, Edam) werden ook
Engelsche leien verwerkt. Afb. 30, 34, 36, 39.
Zonder zich veel in de kwaliteit of herkomst te ver
diepen noemde men deze leien gemakshalve maar Rijn
leien en de dekking Rijndekking, wat geen bewijs was,
dat het allemaal leien waren uit leigroeven welke
langs den Rijn gelegen waren.
Sommige leidekkers kochten de leien zoogenaamd „on
behouwen", zoodat zij in den winter of bij regentijden
steeds werk hadden met het behouwen dezer leien.
Hoe lang men dezen oervorm van Oud-Rijnsche dek
king in eere heeft gehouden, bewijst een oud bestek
van 1786 van den kerkbouw te Zoetermeer, waarin
over het leidekkerswerk geschreven wordt:
„Het geheele dak der kerk, choor en Consistorie zal
de aannemer uiterlijk voor den 3oen September 1786
geheel en al met leien gedekt hebben op boete van
tien gulden van iedere dag nawerken ten behoeve als
voorens. (Bedoeld was voor de armen.)
Waartoe hij zal leveren beste Rhijnsche leien, vol
komen aan de keur voldoendedeze zal hij na dezelve
in orde gehakt te hebben (hieruit blijkt, dat de lei
dekker dus onbehouwen leien moest invoeren) de
eerste part te dekken ruim 2 duim over den deknagel.
Iedert lei zal met drie spijkers vastgemaakt moeten
75