zen hun stroo- of rieten dak behouden. De stad bood
daarna aan dat, wie zijn stroodak voor een hard dak
wilde ruilen, de daarvoor benoodigde materialen ge
schonken zou krijgen. In 1390 nam de Raad een krassen
maatregel, door voor een gedeelte van de stad te be
palen, dat de huizen met leien of tegels gedekt moes
ten worden, of van binnen en buiten met leem moes
ten worden bestreken. Na den brand van 1402 liet de
stad opnieuw bekend maken, dat wie zijn stroodak af
breken wilde of zijn nieuwe huis met „tegels" wilde
bedekken, kosteloos van de stad tegels kon krijgen en
zoo hij met natuurleien dekken wilde, men hem zelfs
een vergoeding voor elke roede, nl. 4 „pont" stadsgeld
zou geven. Vele stads- en andere voorname huizen en
gebouwen kregen toen leibedekking.
Bij het historisch onderzoek, voorafgaande aan de
restauratie van het huis In de Steenrotse te Middel
burg (1920) verschafte de stadsarchivaris dezen tekst,
uit de Stadsrekeningen i593/'94, vermeld bij Kesseloo,
archief Zeeuwsch Genootschap VII 1 p. 35
Betaelt Andries de Valckenaere over 25J4 roede scha
liedak, gheleyt op zijn nieu huys, gestaen aen de zuyt-
zyde van den Dam tot 8 sc. de roe volgens de me-
tynghe ende quitancye 10 4 sc.
Uit deze tekst blijkt niet alleen de naam van den eige
naar (tevens steenhouwer en bouwmeester) maar dat
hij een geschenk kreeg van de stad wegens zijn leien
(schalie) dak. Een roede is ruim 4 M2. Een pond
is 6 gulden, een pond is 20 schelling. De stadsbijdrage
bedroeg derhalve 10.2 25.5 roede 0.4 of
8 schellingen per roede. Dat is 2.40 voor ruim 4 M2,
is 0.60 per M2. Maar een leiendak zal in het jaar
1593 wel mindei gekost hebben dan nu!
Het is moeilijk vast te stellen wanneer hier te lande
de eerste dakleien zijn ingevoerd. Dat de natuurlei
reeds in oude tijden bekend was, blijkt uit gevonden
66