bouwen, welke met leien gedekt plegen te worden, ver
woest of beschadigd zijn en weder opgebouwd of her
steld zullen worden, zou het goed zijn dit boek te
doen verschijnen om mede te helpen een einde te
maken aan het onvakkundig geknoei dat de tweede
helft der 19e en het begin der 20ste eeuw maakte van
het vroeger zoo schoone leiendak.
Want het is merkwaardig gade te slaan hoeveel zorg
en aandacht besteed wordt, zoowel bij nieuwe bouw
werken als bij restauratie van monumenten, aan de
staande vlakken van het bouwwerk, de gevels, terwijl
menigmaal het tegengestelde het geval is met de
schuine vlakken daarboven, de dakbedekking, hoewel
beide even belangrijk zijn, evenzeer bijdragen tot de
schoonheid van het geheel.
Eenmaal aangeland bij deze gedachte lag het voor de
hand ook de andere wijzen van dakbedekking te be
zien en daarvan naar voren te brengen wat in den
loop der jaren als bijzonder werd opgemerkt. Dat
werden de brandbare dakbedekkingen van hout, riet,
stroo en dergelijke, die van gebakken klei en van
metaal, met de merkwaardigheden daaraan ver
bonden.
Bij deze studie werd de overtuiging bevestigd, dat voor
dakbedekking van het goede steeds het beste gekozen
moet worden om zoo lang mogelijk den ongelijken
strijd tegen de Natuur te kunnen volhouden. Want
geen onderdeel van een bouwwerk is meer aan weers
invloeden blootgesteld dan de dakbedekking en deze
moet eens, hoe goed gemaakt, gehoorzamen aan den
onverbiddelijken wensch der Natuur tot ondergang,
om tot stof te worden, opdat de Natuur uit dit stof
weder materiaal maakt.
Zoo ontstond Het Monumentale Dak.
A. A. KOK
7