perk noemen en welke tijdperken behooren tot het tweede groote tijdperk van de geschiedenis der aarde, den Oudtij d of het Palaeozeen. De wateren der zee waren bevolkt met dieren en planten en het groote zeebekken is naast de geboorte plaats van andere steensoorten, ook dat van de lei steenlagen geworden. Rivieren, die zich in het zee bekken uitstortten, leverden het bouwmateriaal, door dat hun wateren bezinksels van klei naar de zee voer den. Deze bezinksels zetten zich op den bodem af en de afzettingen vormden de uitgestrekte leilagen. Toen de geweldige kleilagen afgezet waren, werd het voorheen door de zee bedekte gebied vast land. De oorzaak dezer drooglegging is niet bekendmogelijk is, dat de afgezette massa's klei het zeebekken vulden of dat onbekende krachten de zee naar andere ge bieden deden afvloeien. Ook kan een omhoogheffen van den zeebodem de oorzaak geweest zijn. Nadat in den loop van millioenen jaren de afzettingen of sedimenten als vlakke eilanden het licht te aan schouwen kregen, moeten al spoedig groote verande ringen plaats gehad hebben. Geweldige krachten uit het binnenste der aarde waren aan het werk getogen en hieven de oorspronkelijk waterpas liggende lagen op tot een reeks van bergen en dalen, die zich over midden-Duitschland, Luxemburg, Frankrijk, enz. uit strekten. Op verschillende plaatsen werden de leilagen door gloeiende massa's uit het binnenste der aarde doorbroken, totdat het huidige rustige beeld van ber gen, dalen en vlakten ontstond. Dieren, die in de zee leefden en gedurende het af zetten van de kleilagen daarin verward raakten of, evenals planten, erin gespoeld werden, hadden het lot in de zich tot steen vormende klei geperst te worden. Zoo vinden wij toentertijd levende dieren en planten of overblijfselen daarvan als versteetiingen terug. 54

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 52