temperatuurswisselingen te plooien en te scheuren. Aan lood moet zoo min mogelijk gesoldeerd worden, want dat gaat kapot door zonneschijn en vorst. De goede werkwijze voor het verwerken van lood is die van het zoogenaamde „losvast" leggen of bevestigen, dus zoodanig, dat bij uitzetting of krimping het lood op en neer of heen en weer kan gaan zonder te scheuren. De oude loodgieters weten nog wel hoe men dit doen moet, bijvoorbeeld door z.g. broekstukken in goten en ruime gaten in den gootbodem voor de afvoerbuis. Goten en platten, met lood bekleed, worden tegen overdadige zonneschijn beschermd door planken, kern achtig zonnewachters geheeten. Wanneer de loodgieter op hellende vlakken en hoek kepers lood aanbrengt, zorgt hij dat de bladen of stroken niet aan elkaar hangen, doch dat ze ieder af zonderlijk vast komen. Om deze bevestiging te be schermen is een looden plaatje noodig, een trotseer- loodje. Een loodgieter met zelfrespect heeft zijn eigen trotseerloodjes. Een verzameling van oude trotseer- loodjes geeft een inzicht in het ambacht. Men ziet erop afgebeeldeen wapen, initialen, jaarcijfer, dub- belwerkende pomp, tevens de leidekkershamer. Enkele afbeeldingen lichten dit toe. Afb. 10, n. Kostelijke loodgieterswerkstukken ziet men aan de Vleeschhal te Haarlem, op de toppen der puntdaken van de bijgebouwen der kerken, zooals bij de oude St Bavokerk te Haarlem en aan de Nieuwe (St Catha- rina) kerk te Amsterdam. Sierlijke looden figuurtjes zijn te Alkmaar op de Vischmarkt bij de Mient. Enkele loodgieterswerkstukken zijn afgebeeld op Afb. 12, 14. Het loodgietersambacht is er echter niet op vooruit ge gaan. Zink en gegoten ijzer hebben gemaakt dat lood nog maar weinig verwerkt wordt, alhoewel dit op den duur een goedkoop materiaal is en in krachtige mate 46

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 44