na met DIRK KEUN 1758. Zulke loodjes raapt men
op uit den lederen gereedschapstasch van den lood
gieter die eens aan zoo'n dak werkte.
Het lood van de dakbedekking van de Vleeschhal te
Haarlem is buitengewoon dik, weegt minstens 50 kg
per vierkante meter en vormt een enorm gewicht. Bij
bezichtiging van de eikenhouten kap, een fraai am
bachtelijk werkstuk, verdwijnt alle zorg en onrust of
deze kap wel sterk genoeg is voor dezen last.
Lood wordt in Nederland niet gewonnen. Het kwam
oudtijds veel uit België. Het metaal kwam aan in blok
ken die loodzwaar waren. Het was kostelijk materiaal,
waarmede men alles kon doen, gieten en drijven. De
loodpletterij maakte er bladen van die in rollen ver
voerd werden. Dat was „gestreken" lood. Daarmede
werden de goten bekleed en daarvan werden de af
voerbuizen gemaakt en de sierlijke vergaarbakken.
Maar er kwam lood terug van afbraak. Dat lood was
voorzien van tallooze soldeerplekken, zoodat, wanneer
het weder gesmolten werd, er een gedeelte tin in was.
Wanneer dit weer tot afbraak werd, steeg het tin
gehalte. Daar kwamen ook bij oude waterleiding
buizen van compositie, alliage van lood met zink. Zoo
is het gekomen, dat het lood dat van de Nederland-
sche pletterijen komt, lang geen zuiver lood is. Dit
kan men zien aan de oude daken, waar het lood door
oxydatie een zilverachtige kleur verkrijgt. Het nieuwe
lood, dat 'bovendien machinaal gewalst is en een glad
oppervlak heeft, verkrijgt deze fraaie kleur niet, wordt
grauw. Beweerd wordt, dat oud lood zilverhoudend
was en het nieuwe niet. Wanneer dit bewezen wordt
zal het wel zoo zijn.
Een vakbekwaam loodgieter bewaart oud lood. Voor
hij dit laat vergieten tot rollen nieuw lood, haalt hij
eerst de knobbels soldeer eraf door den onderkant te
verhitten, waardoor de soldeerknobbels eraf vallen,
44