maakte en daarin afgoot in lood, een loodgieter. Menig
loodgieter van dezen tijd is zich dat niet bewust. Tot
in de 18e eeuw treft men op daken dergelijke sieraden
aan.
I. Lood.
Zooals in een later hoofdstuk over het leiendak blijken
zal, kwam als een eerste begin van verval in de 17e
eeuw het gebruik de hoekkepers en nokken met lood
te bekleeden, later de zijkanten en bovenzijden van
dakvensters. Geleidelijk nam het gebruik van lood toe,
zoodat alleen de platte vlakken met leien gedekt wer
den. Vrijwel hetzelfde geldt voor de bedekking met
dakpannen.
Tegelijk nam het aantal doorbrekingen van de dak-
vlakken toe, met schoorsteenen, dakvensters en lan
taarns. Tevens werd het steeds meer gewoonte houten
samenstellingen te maken en deze met lood te beklee
den. De doorzichtige spitsen van de Hollandsche
torens zijn daarvan schoone voorbeelden. Daar zijn er
bij die reeds in de 16e eeuw gemaakt werden en reeds
vroeger moeten ze gemaakt zijn, want het oudste Am-
sterdamsche stadhuis vertoonde zulk een open spits,
ongetwijfeld van eikenhout bekleed met lood.
Een enkele maal werd een geheel dakvlak met lood
bekleed. Bij de restauratie van den toren van de Waal-
sche kerk te Haarlem, toen om de spits een steiger
stond, kon de geheel met lood bekleede torenhelm be
zichtigd worden. Op den rand stond met keurige
letters
DK. en PK, 1779 6/5.
Hadden de Haarlemsche loodgieters Dirk Keün en
Pieter Keün deze bedekking gemaakt? Toen het lood
werd opgelicht bleek dat de bebording daaronder ver
vuld was van spijkergatendaar was ook al eens een
42