klei. Het hooge riet met stevige stengels is niet ge schikt voor dakbedekking. Dat is voor den stucadoor voor de onderlaag van plafonds van stuc. Het korte, dunne, buigzame riet is voor den rietdekker. Dit wordt afgesneden en ter plaatse in bossen gebonden. Dit snijden is winterwerk. Men kan het nu nog zien des winters op het ijs in het Naardermeer en dergelijke oorden. Bij wagenvrachten wordt het riet vervoerd. De rietdekker begint aan de onderzijde van het dak. Daar spreidt hij het riet uit, de stengels met de dikke zijde onder, zoodat de pluimpjes binnen komen. Dwars daarover worden dikke taaie takken gelegd, de gaarden. Deze worden door de reeds gelegde deklaag van rietstengels aan de latten vastgebonden met dunne taaie takken, wilgeteenen, die ook voor het vlechten van manden gebruikt worden. Dit vastbinden ge schiedt tusschen de daksparren, dus weder op afstan den van niet meer dan een halven meter, telkens stevig gebonden en goed aangetrokken. Als surrogaat voor de wilgeteenen wordt thans wel eens verzinkt ijzer- draad gebruikt. Over deze eerste spreilaag wordt weder een laag gelegd die aan de volgende lat wordt vastgemaakt, enzoovoort, tot een stevige dikke dekking ontstaat. Een deugdelijke rietdekking is wel 30 cm dik, een goedkoope slechts 20 cm. Onderaan moet de dekking het dikst zijn, omdat daar het meeste water komt. Onderaan moet het riet ergens op vast knijpen. Daarom is daar een dikke plank, op den kant vast gezet, de knijpplank. Deze sluit tevens de naad tus schen den muur en de rietdekking af. Aan de onder zijde wordt het riet netjes recht geklopt. Dit geschiedt verder over de geheele dekking. Elk rietje moet goed vast zitten, anders trekken later de spreeuwen de rietjes eruit om daarvan hun nest te bouwen onder de dakpannen. Om onderaan het geheele samenstelsel goed vast te krijgen, komen daar de latten dicht bij 16

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 14