regeld moest de baas daartegen waarschuwen. Zoo
wordt verteld van een weddenschap om een paar
glazen bier. De een klom op den haan van den toren
en ging zitten ronddraaien onder de oogen van tal
rijke van angst rillende toeschouwers. Zijn tegenstan
der won echter de weddenschap. Deze had uit het
bovenste torenluik den vlaggestok gestoken en na een
paar maal er over heen en weer geloopen te hebben,
zaagde hij van het uiteinde een stuk af en trapte dit
naar beneden, waarna hij naar het luik terugwandelde.
Na het overlijden van zijn vader had de zoon Gerar-
dus het leidekkersbedrijf overgenomen; deze vestigde
zich na zijn huwelijk omstreeks 1890 te Nijmegen.
Door zijn groote werkkracht wist hij zijn bedrijf tot
grooten bloei te brengen, maar ondanks zijn harde
werken waren de financieele resultaten niet als zij be
hoorden te zijn. Dit was het gevolg van de omstandig
heid, dat iedereen maar lukraak leien ging verkoopen
en verwerken. Zijn andere broers hadden zich daar
om reeds eerder uit het bedrijf teruggetrokken. Hij
verhuisde na verloop van tijd naar Utrecht, alwaar hij
in 1918 overleed. Zijn zoon Johan, toen gemobiliseerd
zijnde, nam het bedrijf over en begon het, geholpen
door zijn broer Albert, te verbeteren. Hij legde zich
daarbij toe op den invoer van hier te lande nog weinig
of niet bekende goede soorten en kwaliteiten van leien
en leisteen. In woord en daad propageerde hij het
herstel van de hier bijna geheel verdwenen traditio-
neele oude Rijn- en Maasdekkingen, alsmede het ge
bruik van bijzondere soorten leisteen voor wanden,
vloeren, traptreden, enz., waarvoor de Eerste Neder-
landsche Fabriek voor Leisteenbewerking te Utrecht
werd opgericht. Afb. 26, 58.
Daardoor kon het gebeuren, dat Nederland, dat geen
leisteen voortbrengt, leisteenproducten ging leveren
120