evenwijdigen, ronden of vierkanten vorm en deze over de geheele lengte te voorzien van een karteling (als weerhaken), en door de afmeting aan te passen aan de dikte der te gebruiken leien. Voor een gespijkerd leiendak is reeds opgemerkt dat de bebording horizontaal moet liggen (bepaalde ge vallen uitgezonderd), de leien minimaal 4 m.m. dik moeten zijn en van goede elastische eigenschappen, en dat de leien op één dakdeel bevestigd worden. Van groot belang is het verder, dat de lei niet te vast, maar ook niet te los gespijkerd wordt, zoodanig dat zij als het ware iets verschoven kan worden zonder dat ze „kleppert". In het laatst der 19e eeuw is men er toe gekomen voor rechthoekige leien, dus alleen voor Maasdak, de leien te bevestigen met leihaken. Deze methode had voor deden, maar ook nadeelen, bijv. wanneer een rij haken in den naad van de dakdelen kwam, dan moesten de leien gespijkerd ofwel de leihaken er naast geslagen worden, wat minder goed was. Het voordeel was gemakkelijker reparatie, vluggere verwerking der leien en de mogelijkheid dat zoowel horizontaal als verticaal bebord kon worden. Goede leihaken moeten gemaakt worden van goed taai roodkoperdraad, mini maal 3 m.m. dik, van goede punt en ombuigingen voorzien. De lengte moet 1Z2 c.m. grooter zijn dan de toe te passen overdekking, welke naar gelang de dak- schuinte 3090° 104 c.m. kan bedragen, zoodat de haak minstens 1 c.m. boven de leien ingeslagen kan worden. Dit inslaan moet zoo geschieden, dat de lei- haak iets veerend werkt tegen de bebording als er een lei ingehangen wordt. Zij mag niet te lang zijn, daar de leihaak dan zijn veerkracht verliest en de lei om hoog kan waaien. Hoewel bevestiging in roodkoperen leihaken duur zaam kan zijn, blijft toch een gedeelte steeds in het lil

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 109