kerd worden om de eerste laag leien de noodige schuinte te geven. Dit latje moet onder het voetlood aangebracht worden. De ribben, waarop de bebording wordt aangebracht, moeten niet te ver uit elkaar lig gen, hoogstens een halven meter. En vooral, alvorens te gaan timmeren, eerst een praatje met den vakman-leidekker, Leinagels en leihaken. Van groot belang is het, bevestigingsmaterialen voor de leien te gebruiken, die even lang als het leimateriaal meegaan. In den ouden tijd was men aangewezen op gesmeed ijzeren leinagels, maar deze verteerden spoe dig, vooral in de nabijheid der zee en later, toen het dak veel van rook of schadelijke chemische dampen te lijden had. De eenige goede eigenschap van ijzeren leinagels (later al dan niet geolied) was, dat de nagel met de lei als het ware aan de bebording vastroestte. Verzinkte of vertinde leinagels houden het langer uit, maar zij roesten op den duur ook, terwijl zij tijdens het verwerken veel van hun buitenste beschermende deklaag verliezen. De tot heden nog meest duurzame in den handel zijnde leinagel?, zijn die van roodkoper, mits van voldoende lengte en dikte (2.8 m.m.) en met taaien kop. Wanneer zij echter in den gewonen tap- schen vorm gemaakt worden, geven zij geen voldoende vastheid, daar wegens het niet vastroesten door het werken van het 'hout de leinagels omhoog komen en los gaan zitten. Dit gaf reeds aanleiding, dat leibedekkingen (b.v. aan de torens van de St Leonarduskerk te 's-Hertogen- bosch) geheel verdekt moesten worden. Een meer af doende verbetering werd verkregen door het gewone taps toeloopende model te wijzigen in een langeren, 110

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 108