ig. Bevestiging van dakleien. Hoewel dit geschrift geen leerboek is, dient toch iets vermeld te worden van de bevestiging van de leien voor een monumentaal dak. Bebording. Evenals de ondergrond van een verkeersweg een groote rol speelt bij de duurzaamheid van den weg, is het voor een goed leiendak van belang, dat dit aangebracht wordt op een goede vlakke, stevige en droge bebording van goed te bespijkeren hout (dus geen eikenhout, hoewel dat wel aan oude bouwwerken voorkomt). Als algemeene regel past men bij een ge spijkerd leiendak de bebording horizontaal toe. Bij horizontale bebording worden de rechthoekige zijden der dakdelen veelal geheel of voor de helft schuin afgeschaafd en in dier voege over elkaar ge legd, zoodat, wanneer er eens een lei mocht stuk raken, het water langs de delen kan afloopen, zonder lekkage te veroorzaken. Het verdient aanbeveling bij het snijpunt der nokken de laatste dakdelen op volle breedte te houden, daar de vorstleien dan steviger bevestigd kunnen worden. Het maken van met leien gedekte killen of dakvensters levert voor het vullen geen bijzondere moeilijkheden op, daar hierin op aanwijzing van den leidekker een schuin afgestreken dakdeel later ingespijkerd kan worden. Het aan den voet of over een kil in het zicht komende hout moet afgedekt „worden met een strook 15 of 20-ponds lood in niet te lange stukken, gefelsd en met koperen nagels bevestigd, zoodat geen opzuiging van water kan plaats vinden. Onder aan den voet van het dakbeschot moet een latje van 1 /1 c.m. dikte gespij- 109

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 107