18e eeuwsche, met witte lijsten, witte kozijnen en frisch-
groene ramen. Dat is daar landsgebruik, althans voor zoo
ver de reiziger van de verffabriek daar geen „moderne"
kleuren heeft „geplaatst". Tot eer van Edam dient gezegd
dat het uithoudingsvermogen van de traditie hier sterk is
geweest en dat zelfs de roodverver die vrijwel geheel
Nederland aan zich wist te onderwerpen, daar weinig
bijval vond.
Maar de trots van Edam is het Damplein of kortweg de
Dam. Eerst wegens het beroemde stadhuis en dan door de
tegenovergelegen Beurs, die geen dienst meer doet, be
houdens dan als staande receptie bij regen van hen die
met den tijd geen raad weten en voor wat het achterschot
betreft, voor aanplakplaats, voor publicatie zoowel van
wat de overheid als wat het publiek mede te deelen heeft.
De derde wand, althans een belangrijk deel daarvan,
wordt ingenomen door het postkantoor, een voortbrengsel
uit den tijd van stijlnamaak en daarvan geen aangenaam
exemplaar. Wat aan de andere zijde van de Hoogstraat
van het plein bewaard bleef, eenvoudige huizen, voegt
zich heel wat beter in het rustige aanzien van de stad,
mede wegens de geschoren linden welke daarvoor staan.
Dit geeft tevens een gebruiksaanwijzing hoe leelijke be
bouwing aan het oog onttrokken kan worden, om weer
rust te scheppen.
Het stadhuis is de opvolger van een ouder bouwwerk dat
aan de Voorhaven stond. Het werd, blijkens een gedenk
steen binnenshuis, gebouwd in 1737 door den Mr. Huys-
timmerman Iacob Iongh. De architectonische opvatting
van het uitwendige past daar wel op. In eenvoudige monu
mentaliteit staat daar het bouwwerk, dat zijn schoonheid
ontleent aan de rust der verdeeling, aan de orde in de
gevelvlakken, als uitvloeisel van de eenvoudige gildevoor-
schriften van verhoudingsleer, aan welke de geleerdheid
van onzen tijd voorbijloopt. Een statige middenrisaliet
in Lod. XV vormen met bijbehoorende deftige stoep en
een met lood bekleede houten toren maken dit patri
ciërshuis tot een stadhuis, een officieel bouwwerk, waar-
113
Edam 8