talrijke Sint-Nicolaaskerken aan de schepelingen als
het ware den weg. Hier hingen zij na hun redding hun
doorweekte kleeren als ex-voto op, werden na hun
dood missen voor hen gelezen.
Over Frankrijk en Vlaanderen heeft de Sint-Nico-
laasvereering zich naar onze gewesten verbreid. Als
een krans liggen om de Zuiderzee de Sint-Nicolaas
kerken van Stavoren, Kuinre, Oldemarkt, Blanken
ham, Völlenhoven, Genemuiden, Kampen, Kamper
veen, Elburg, Doornspijk, Harderwijk, Baarn, Weesp,
Muiden, Monnikendom en Edam, alle stellig of waar
schijnlijk uit de 13e eeuw, met als oudste die van
Kuinre uit de 12e. Ook aan de rivieren verrezen zij,
o.a. te Groningen, Deventer, Zutphen, Utrecht, Dor
drecht, Leiden en Delft. Het volk sprak trouwhartig
van de „Klaaskerk" en noemde zich hier en daar met
voorliefde „Sint Niclaasmannen".
Weldra vormden zich talrijke gilden van zee
vaarders en kooplieden, die Sint Nicolaas tot patroon
kozen. Het koopmansgilde te Amsterdam bekostigde
sinds 1476 een dienst in de Oude- of Sint-Nicolaas-
kerk, waar het beeld van den Heilige stond in klink
klaar zilver; toen de stad in 1578 de zijde der Her
vorming koos, liet zij er munt uit slaan.
De oudste sporen van de viering van Sint-Nicolaas-
dag als kinderfeest vinden we in de stadsrekeningen
van Dordrecht van 1360 en 1363. Uit deze blijkt dat
de koorknapen op dien dag vacantie kregen en wat
geld om feest te vieren. Een hunner werd dan tot
bisschop gekozen, onder de Vespers kreeg hij den
mijter op het hoofd en den kromstaf in de hand.
Met dezen kinderbisschop trokken de jongens in op
tocht langs de straat en vroegen aan de voorbij
gangers een kleinigheid, het bisschops- of kaarsgeld;
voor de eene helft kochten zij kaarsen, voor de andere
maakten zij goede sier. De kaarsen zullen zij bij hun
93