men dan feest vierde, toont het doek Sint-Maartens-
kermis van den Antwerpschen schilder Peter Balten
(1525-1598) in het Museum te Antwerpen (afb. 48),
waarop een brooddronken menigte zich aan een groot
wijnvat laaft.
Dit schilderij is waarschijnlijk ontworpen als een
Sint-Maartenskermis bij de bedelaars of bij den arme.
Op den voorgrond ziet men eenigen van deze stak
kerds en ook links op den achtergrond, waar zij zich
aan het Sint-Maartensvuur warmen. De zestiende-
eeuwsche schilders plachten de bedelaars niet alleen
arm maar ook gebrekkig en hinkend met een kruk
voor te stellen, en de krukken op het vaandel dat
boven het wijnvat wappert, zijn waarschijnlijk een
symbool voor den bedelaar. Rechts snijdt Sint Maar
ten te paard zijn mantel door om de helft aan den
arme te reikende bodem van het wijnvat is geschil
derd in wit en rood, welke kleuren misschien terug
gaan op Sint-Maartens rooden met wit gevoerden
mantel.
Nergens in ons land leeft de Heilige zoo in het
hart der bevolking voort als in Limburg. Nergens zijn
de Sint-Maartensvuren, welke men ook in Oostelijk
Brabant en hier en daar in Friesland en Noord-Hol
land aantreft, zoo talrijk als in de Limburgsche streek
van Heerlen af tot voorbij Venraij toe. Overal op het
platteland en in de tuinen der buitenwijken kan men
ze daar zien branden. Voor deze vuren beginnen de
Limburgsche jongens al veertien dagen te voren rom
mel bij elkaar te „trossen" onder het zingen van
Vandaag is 't Sintermerte,
Morgen Sinterkrökke,
Doa komen die gooie herten,
Die hadde so ger ein stökske,
Van houtje of ein turfke,
83