denken trok Martinus zijn zwaard, sneed zijn mantel
doormidden en reikte de helft aan den bedelaar. Al
zijn afbeeldingen stellen deze daad voor (afb. 46).
Toen de Franken in de 5e eeuw hun bekeerings-
tochten buiten Gallië uitstrekten, verschenen zij ook
in ons land als vreemde veroveraars uit het Zuiden.
Te Utrecht stichtten zij een kerkje, dat zij wijdden
aan den patroon van Gallië. Dit Sint-Maartenskerkje
was de eerste kerk, die in Noord-Nederland verrees
(600).
Meermalen drongen de toenmalige heidensche be
woners van ons land, de Friezen, weinig gezind de
heerschappij en de leer van de Franken te aanvaar
den, tot in Utrecht door en verwoestten de kerk. Toen
de Angelsaksische geloofsprediker Willebrord in 690
naar deze streken kwam om het bekeeringswerk hier
voort te zetten, vond hij het voormalige rijkskerkje
nog in puinhij herbouwde het als kerk van den
openbaren eeredienst. Na zijn verheffing tot aarts
bisschop vestigde Willebrord zich te Utrecht (696),
hierdoor werd het Sint-Maartenskerkje de bisschops
kerk, de kathedraal, Sint Maarten de patroon van
het bisdom Utrecht, dat omstreeks 800 het grootste
deel van ons land omvatte.
Aan Sint Maarten zijn de oudste kerken in ons
land gewijd, het eerst in Limburg, waar zij alle aan
of bij de Maas liggen, den stroom waarlangs de Fran
kische beschaving ons land binnentrok. Ook nog lang
na Willebrord kozen onze kerken bij voorkeur Sint
Maarten tot patroon.
Zijn beide feestdagen, 11 November, zijn sterfdag,
en 4 Juli, Sint Maartens translatie, de dag van de
overbrenging van zijn sarcofaag naar de basiliek van
Tours, werden vooral te Utrecht, in de kathedraal
als in de stad, met grooten luister gevierd. Aan de
herdenking van „den milden Marten" dankten de
80