stoken aan een stok op den schouder aandragen. Nu echter de boer zijn brood niet meer zelf bakt, zenden sommigen van hen ook wel een boodschap dat het brood bij dezen of genen bakker te Ootmarsum kan worden afgehaald. Een van de oudste boeren is de leider. Als er niemand meer wordt verwacht en alle brooden op het gras liggen neergeworpen, kan de uit- deeling beginnen, maar eerst knielen allen neder om Gods zegen op den oogst af te bidden. Daarna telt men de liefhebbers, alle aanwezigen tellen mee, ook de zuigelingen, maar wie den weg naar den Esch niet meer kan afleggen, komt niet in aanmerking. Dan worden de brooden verdeeld en zoo noodig met een groot mes in stukken gesneden, waarop ieder zijn aan deel ontvangt of een briefje dat recht geeft op een bakkersbrood. Ofschoon de boeren allen Katholiek zijn, kunnen de armen van alle gezindten van deze uitdeeling genieten. Daarna knielen alle aanwezigen nogmaals met ontbloote hoofden te midden van de uitgestrekte korenvelden neer (afb. 45) en dan trek ken de armen hun beladen kinderwagens en karretjes langs de mulle zandwegen weer naar huis. De boeren blijven nog even napraten en verspreiden zich dan ook, in de vaste overtuiging dat hun weldadigheid zegen zal brengen aan den te velde staanden oogst en daarvan het „vervriezen en verhagelen" zal voor komen. Bij menschenheugenis moet de rogge op den Ageler Esch nooit zijn bevroren. Wat is de oorsprong van deze broodbedeeling? In den voorschristelijken tijd plachten de bewoners van een zelfde streek in den voorzomer, als het jonge koren het meest aan den hagel is blootgesteld, een ommegang te houden over de velden. Dan trachtten zij door het brengen van offers de booze geesten, die men zich vooral op kruispunten van wegen aanwezig dacht, gunstig te stemmen voor den nieuwen oogst. 76

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 74